dinsdag 29 maart 2011

Geschiedenis van Dendermonde (centrum)

De geschiedenis van Dendermonde, een versterkt stadje aan Schelde en Dendermonding, gaat terug tot het neolithicum. In de vochtige poldergrond bleven uit deze tijd werktuigen bewaard, gemaakt van hertengewei. In de IJzertijd, de Gallo-Romeinse en de Frankische periode vestigden de mensen zich bij voorkeur op de zandige heuvels aan beide zijden van de Dender. Vermoedelijk tegen het einde van de Frankische periode,  raakte ook de huidige stadskern bevolkt, aanvankelijk in buurt van de huidige Vlasmarkt en later ook op de lager gelegen linkeroever van de Dender.Op het politieke vlak mogen we het ontstaan van het 'Land van Dendermonde' situeren in de tiende of eerste helft 11de eeuw, toen de graaf van Vlaanderen het gebied tussen Dender en Schelde veroverde ten koste van de Duitse keizer. Een gedeelte van dit 'Rijksvlaanderen' schonk hij, vermoedelijk als dank voor verkregen hulp, aan één van zijn belangrijkste medewerkers. Deze latere Heren van Dendermonde, die tevens voogd waren van de Gentse Sint-Baafsabdij, bouwden het veroverde gebied verder uit tot een allodiale heerlijkheid. Hun rechten beschermden ze door op een eiland in de Dendermonding een burcht op te richten. De bestaande nederzetting ontwikkelde zich tijdens de 11de en 12de eeuw  tot een belangrijk lokaal handels- en lakencentrum, dat in 1233 zijn stadskeure kreeg van Robrecht van Bethune.

Dendermonde in 1649

Nadat de Heren van Dendermonde in de 11de eeuw een romaanse O.-L.-Vrouwekerk hadden laten oprichten, ontwikkelde de stad zich verder in zuidoostelijke richting. In het eerste kwart van de 13de eeuw kwam er een nieuwe omwalling met een aantal versterkte poorten. In de nabijheid van deze poorten werd telkens een hospitaal opgericht. De eerste abdij dateert uit 1223; kort nadien ontstond ook het begijnhof. In de 13de en 14de eeuw werd de O.-L.-Vrouwekerk in gotische stijl herbouwd  en de kerk van Sint-Gillis-Binnen opgericht. Aan de rand van een dichtbij de burcht gelegen marktplein verrezen nieuwe openbare gebouwen zoals de lakenhalle, het belfort en het vleeshuis. Via Lodewijk van Male behoorde Dendermonde sedert 1348 toe aan de Vlaamse graven en later ook aan de Bourgondische hertogen en Habsburgse keizers.


Lodewijk van Male

 In de 14de eeuw raakte Dendermonde om economische en politieke redenen jammer genoeg betrokken bij een reeks conflicten tussen de machtige stad Gent en de Vlaamse graven. Verwoestingen en economische sancties werden haar deel en waren de oorzaak van een langzame economische achteruitgang. Na de Beeldenstorm van 1578 en de herovering van Dendermonde door Alexander Farnèse volgde er een periode van restauratie. In de tweede helft van de 17de en het begin van de 18de eeuw werd deze adempauze echter alweer door een reeks verwoestende oorlogen en belegeringen doorbroken. Vrede en voorspoed keerde pas terug rond het midden van de 18de eeuw, toen de eerste steenwegen werden aangelegd en nieuwe industrieën hun intrede deden. Jozef II wou radicaal breken met het verleden en beval daarom de afbraak van de oude stadsmuren, zodat Dendermonde tegen het einde van de 18de eeuw voor het eerst sedert eeuwen een 'open stad' was. Hieraan kwam  in de twintiger jaren van de 19de eeuw reeds een einde, toen onze stad om strategische redenen weer voor lange tijd opnieuw het statuut van militaire vesting en garnizoenstad werd opgedrongen.

Alexander Farnèse

In de loop van de 19de eeuw kende Dendermonde binnen deze beklemmende muren toch een intense periode van industrialisering. Dendermonde groeide uit tot een kleine textielstad. Naast katoen, bestond er ook een belangrijke productie van olie, tule, papier, touwen en kabels. Om dit alles te vervoeren deed men beroep op het spoor en de haven. Dendermonde groeide ook uit tot een commercieel, educatief, juridisch en administratief centrum van regionaal belang en telde tegen het einde van de 19de eeuw reeds 10.000 inwoners. Aan dit alles kwam in september 1914 een einde, toen de stad door het Duitse leger - dat hier de Schelde trachtte over te steken om de terugtocht van het Belgische leger af te snijden - systhematisch werd in brand gestoken. Hierbij gingen tal van openbare gebouwen verloren en werden 1252 huizen totaal vernield en 889 ernstig beschadigd. Toen de wederopbouw tegen het einde van de jaren dertig voltooid was, brak de Tweede Wereldoorlog uit.In de jaren 1950-1970 verdween de traditionele industrie. Het tij keerde pas in de jaren zeventig ten gevolge van twee opéénvolgende gemeentefusies (1972, 1976), de oprichting van de intercommunale DDS (1970), de ontwikkeling van een industrieterrein en het uitvoeren van een reeks belangrijke infrastructuurwerken. Op die manier kon Dendermonde terug uitgroeien tot een bloeiend regionaal centrum met ca. 43.000 inwoners.

Bij graafwerken in de Dendermondse polder werden werktuigen uit het Neolithicum ontdekt. Op de Zwijvekekouter vonden archeologen twee Gallo-Romeinse brandrestengraven. Ze dateren van circa 125-150 na Christus. Op het Hoogveld was een Keltisch-Romeins heiligdom.

Keizer Otto II

Tegen het einde van de Frankische periode ontstond een nederzetting op de plaats van de huidige Vlasmarkt en later ook op de linkeroever, in de schaduw van een burcht die rond de tweede helft van de 10e eeuw door keizer Otto II werd gebouwd. Deze burcht, die omringd werd door Dender en Visgracht, bevond zich op de plaats waar thans het justitiepaleis staat. De burcht vormde de bestuurlijke zetel van het Land van Dendermonde, waar de stad zelf vanaf 1233 geen deel meer van uitmaakte. De naam werd het eerst vermeld in een oorkonde Rainghouts de Thenremonde uit 1087. In 1223 werd er een cisterciënzerinnenabdij gesticht en in 1233 kende Robrecht van Bethune Dendermonde stadsrechten toe. Reeds in de 13e eeuw was Dendermonde een ommuurde en omwalde stad.

Robrecht van Bethune

In 1572 werd Dendermonde door Willem van Oranje veroverd, maar kort daarna door de Spaanse troepen ingenomen en geplunderd.

Willem van Oranje

Vervolgens werd een nieuwe vesting gebouwd. Lodewijk XIV, koning van Frankrijk belegerde de stad in 1667, maar ontsnapte nipt aan de dood en moest zijn leger terugtrekken toen Dendermonde de polders liet overstromen.

Lodewijk XIV in 1661

In 1706 werd de stad door de Hertog van Marlborough in puin geschoten.

John Churchill, 1e hertog van Marlborough

Het tweede Barrière-traktaat van 1717 had als gevolg dat de Dendermondse kazernes bemand werden door Nederlanders en Oostenrijkers, die met de troepen in de andere barrièresteden een bescherming tegen een eventuele Franse agressie, moesten garanderen.
Daarna kreeg de stad te lijden van de bezetting door de troepen van de Franse koning Lodewijk XV. In het begin van de 19e eeuw telde Dendermonde 5.000 inwoners. De havenbedrijvigheid en de talrijke religieuze gebouwen typeerden het centrum binnen de stadspoorten en omwalling, waarvan vandaag nog resten overblijven.

Lodewijk XV

Dendermonde was na Brussel en Mechelen de derde stad op het Europese continent die een spoorwegverbinding kreeg. In 1850 werd de stad bezocht door koning Leopold I. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 werd de helft van de huizen in het stadscentrum verwoest, toen het Duitse leger brandstichtte. Wegens zijn vroegere functie van vesting - en garnizoensstad en de catastrofe van 1914 is Dendermonde, ondanks zijn gunstige ligging, niet uitgegroeid tot een grote stad. In 1933-1934 werd een betonnen viaduct over de spoorwegen tussen Dendermonde en Sint-Gillis-Dendermonde aangelegd. In de tweede helft van 20e eeuw werden belangrijke openbare werken uitgevoerd, zoals het dempen van de Oude Vest (een middeleeuwse gracht), het aanleggen van de Noordlaan, een tweede brug over de Schelde (Vlassenbroekbrug) en het omleggen van de Dender buiten het stadscentrum. Vanaf 1970 kwamen er flatgebouwen. Ook nu neemt het aantal appartementen in de binnenstad flink toe.

De woelige geschiedenis van het Stadhuis

De oudste vermelding van onze Lakenhalle dateert van 1293-1294, toen de voorganger van het huidige Vleeshuis totaal versleten was. In de toen opgetrokken nieuwbouw werd het Vleeshuis ondergebracht op de gelijkvloerse verdieping en de Lakenhalle op de eerste verdieping. Die lakenhalle was echter snel te klein en de lakenwevers vonden dat ze te weinig plaats hadden. Ze kregen in 1337 de toelating om aan de andere kant van het marktplein een nieuwe Lakenhalle op te richten, die pas in 1350 voltooid raakte. Ze bestond toen uit een rechthoekig gebouw van twee bouwlagen, met aan de zijde van de Grote Markt onderaan vier rondbogig afgedekte toegangspoorten en bovenaan vier kruisvensters. Langs de zijde van de Vismarkt was het gebouw voorzien van een grote trapgevel van vier bouwlagen, opgewerkt met kruisvensters en onderaan voorzien van drie poorten, die toegang verleenden tot een driebeukige halle. Op de eerste verdieping bevond zich het vergaderlokaal van de lakenwevers.

In 1377 besloot men naast deze lakenhalle een belfort te bouwen. De voorgevel was versierd met vijf nissen. In de toren werden de stedelijke privileges bewaard in een brandvrije kamer. Na een economisch moeilijke periode, veroorzaakt door de inname en de plundering van de stad door de Gentenaars in 1380, besloot het stadsbestuur in 1395 het bestaande gebouw met een nieuwe vleugel uit te breiden. Op de gelijkvloerse verdieping verleende een brede poort toegang tot het wapenarsenaal en de stedelijke waag. Op de eerste verdieping werd een schepenkamer ingericht en enkele jaren later een schepenkapel. In de 15e eeuw werd de benedenverdieping verdeeld in een "wollehuus" en een "coorenhuus".

In het midden van de 16e eeuw onderging het gebouw nog enkele moderniserende verbouwingen. In 1551 werd het schepenhuis vergroot door de inlijving van de aanpalende herberg 'de Ooievaar', waarin op de verdieping later een "Prinsenkamer" werd ingericht. Op het einde van de 16e eeuw werd de zijgevel van de oorspronkelijke lakenhalle vernieuwd en later kreeg ook de voorgevel een monumentale schermgevel in barokstijl.

De 19e eeuw werd gekenmerkt door enkele pogingen om het stadhuis grondig te verbouwen en te restaureren. In het tweede kwart van de 19e eeuw realiseerde men langs de kant van de Vismarkt en de Dender een monumentale nieuwbouw met bepleisterde lijstgevels in neoklassieke stijl. Deze nieuwbouw herbergde de Handelsbeurs, het lokaal van het Leesgezelschap, een grote stadsfeestzaal, het stadsarchief en de stedelijke openbare bibliotheek. Na 1862 vond ook de stedelijke brandweer een onderkomen in het stadhuis.
Tussen 1864 en 1896 werden stadhuis en belfort gerestaureerd naar de plannen van stadsarchitect Edouard Bouwens. De restauratie was naar de geest van de tijd vrij ingrijpend.

Het mooie stadhuis viel op 17 september 1914 ten prooi aan de verwoesting van de stad. Slechts de buitenmuren bleven gespaard. De spits van het Belfort en de 40 klokken van de beiaard ploften op de Grote Markt neer. Buiten enkele kostbare schilderijen kon niets worden gered. Ook het hele oude stadsarchief werd vernield.
Het stadhuis werd in 1920-1924 herbouwd onder de leiding van achtereenvolgens architecten A. Sterck en F. De Ruddere.
Het stadhuis werd in 1983-1984 verlaten door de stedelijke administratie, die verhuisde naar het Administratief Centrum in de Franz Courtensstraat. De rechtervleugel biedt onderdak aan de dienst toerisme en stadspromotie. In de linkerbenedenvleugel is de jeugddienst gehuisvest. Op de eerste verdieping van het stadhuis bevinden zich de Trouwzaal, de Schepenzaal, de Rookkamer, het Kabinet van de burgemeester, de Reynoutzaal en Raadzaal, de Ritsaertzaal en Jumelagezaal. Via de zij-ingang kan men op het gelijkvloers de Ros Beiaardzaal betreden.

Het belfort herbergt sedert de 16e eeuw een beiaard. Aanvankelijk (1378) werden de aan een uurwerk gekoppelde uurklok en weversklok vooral gebruikt voor het regelen van de werkdag. De in 1526 geleverde horloge was daarvoor zelfs voorzien van een beeld dat het uur sloeg en van een spel van zes klokken. In 1548 werd het klokkenspel uitgebreid tot 15 klokken.
Tussen 1732 en 1825 goten diverse leden van de Leuvense familie Van den Gheyn 40 klokken voor de beiaard. Dat alles ging verloren in 1914. In 1925 en 1950 kocht men telkens een nieuwe beiaard, die resp. gegoten werd door de klokkengieters Omer Michaux en Marcel Michiels jr. De beiaard van Michiels werd in 1975 gerestaureerd door de firma Sergeys, die acht nieuwe klokken en een nieuwe basklok goot. De huidige beiaard bestaat uit 49 klokken met een totaal gewicht van 6.800 kg. Dendermonde bezit hierdoor een zogenaamde volledige beiaard naar de Mechelse standaard.
Sedert 21 juli 1957 is de gevel van het stadhuis tijdens de zomermaanden getooid met elf heraldische vlaggen. Ze vormen een kleurrijke evocatie van de herengeslachten die van de 13e tot de 16e eeuw over de Stad en het Land van Dendermonde heersten.

Kunst in het stadhuis

De eerste stappen naar een 'Museum voor Schoone Kunsten' werden gezet in 1875, toen het stadsbestuur enkele schilderijen aankocht van Charles Hermans, Jan Verhas, Adrien Heymans, Jacques Rosseels, Joseph Théodore Coosemans en Franz Vinck. Nadien werd deze collectie op geregelde tijdstippen uitgebreid; ze groeide echter nooit uit tot een volwaardig museum. Met uitzondering van enkele portretten en historiestukken van de hand van Frans en Jan Verhas, Piet Vander Ouderaa, Pieter Frans De Beule en Henry De Noble, behoren de meeste schilderijen tot de 'Dendermondse School', een kunstrichting waarvan de schilders hoofdzakelijk de landschapsschilderkunst beoefenden.

Naast de namen van hoger geciteerde schilders kunnen wij nog vermelden: Hugo Van Beveren, Isidore Boerewaard, Théophile Bogaert, Pros. Bosteels, Franz Courtens, Stephan Gorus, Louis Jacobs, Charles Heymans, Isidore Meyers, Leo Spanoghe en Adolf Willems. Ook de bekende symbolist Fernand Khnopff (geboren te Grembergen) is met een tweetal werken in de collectie vertegenwoordigd. Met het werk van actuele schilders, beeldhouwers en ceramisten maken wij kennis in het Administratief Centrum, Franz Courtensstraat 11 te Dendermonde en in het Cultuurcentrum Belgica Kerkstraat 24 te Dendermonde.

Omgekeerde Dendermonde 
De Omgekeerde Dendermonde is een Belgische postzegel van 65 cent, uitgegeven in 1920. Het catalogusnummer is:

De 'Omgekeerde Dendermonde'

Achtergrond en geschiedenis
De postzegel, die het stadhuis van Dendermonde afbeeldt, werd uitgegeven in 1920 en was verkrijgbaar vanaf 5 augustus. Einde van de frankeergeldigheid was 1 mei 1931.
De zegel was een aanvulling op een reeks die verscheen tussen 1915 en 1919 waarvan de lagere waarden - 1 cent tot 25 cent - Koning Albert I afbeeldden en de hogere waarden - 35 cent tot 10 Frank - verschillende onderwerpen.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de postzegel een frankeerwaarde van 20 cent zou hebben. Omdat de posttarieven wijzigden en er behoefte was aan het expressetarief van 65 cent, werd de zegel in deze waarde gedrukt.
Er werden 10 miljoen exemplaren besteld.De zegel werd ontworpen, gegraveerd en gedrukt door de Nederlandse firma Joh. Enschedé in Haarlem. Omdat er een tekort was aan papier, werd de zegel in twee oplages gedrukt, die te onderscheiden zijn door het formaat van het zegelbeeld. De eerste oplage heeft een zegelbeeldformaat van 26,25 op 22,5 mm en had een velindeling van 5 op 5, de tweede oplage een beeldformaat van 27 op 22 mm en een velindeling van 100 (10 op 10). De tanding is 11,5.

De omkering
Bij twee velletjes van de eerste oplage was het het middenstuk omgekeerd gedrukt. Het eerste vel werd gedeeltelijk verkocht in Gent. Toen de fout werd opgemerkt, waren er reeds 18 van de 25 zegels verkocht. Bij de drukker werd nog een tweede vel van 25 onderschept. Die werden vernietigd door de Post.
Ook van de tweede oplage bestond één vel met omgekeerd middenstuk. 50 van deze zegels werden in Leuven ontdekt, maar werden onderschept zodat ze niet aan het publiek verkocht werden. Deze zegels werden verbrand. De 50 die zich nog in Nederland bevonden, werden versneden in bijzijn van Belgische en Nederlandse getuigen.

Gekende zegels
Van de eerste oplage zijn momenteel 17 exemplaren gekend, 15 postfrisse en 2 afgestempelde. De enige gekende afstempeling is "Gand 13/8/1920".
In 1942 werd een Brusselse postzegelhandelaar, die in het bezit was van twee exemplaren, vermoord. De moordenaar en de twee postzegels zijn nooit achterhaald.

Waarde
De postzegel heeft momenteel een cataloguswaarde van € 75000,- en is daarmee de duurste Belgische postzegel.