Peke Rammekeszand



Petrus Alexander, alias Peke Rammekeszand, werd geboren te Dendermonde op 15 juni 1849 als vierde zoon van ‘oud-ijzerkoopman’ Hilduardus Alexander en van Joanna Vallé. Zijn schamel geboortehuis stond in de Nieuwstraat op ’t Hofken van Cadron, een volks en armoedig beluik in de volksbuurt ’t Vestje. Toen vader in 1853 stierf, diende zijn vrouw de zaak van haar man verder te zetten om in het levensonderhoud van haar kroostrijk gezin te kunnen voorzien. Omdat hygiëne daarbij niet haar eerste bekommernis was, kreeg ze weldra de bijnaam ‘Vuile Wanne’. 


Petrus trok op zesjarige leeftijd naar de Stedelijke Jongensschool (den Aria) in de Dijkstraat. Hij was inmiddels uitgegroeid tot een flinke knaap, doch was mentaal gehandicapt of wat men toen ‘achterlijk’ noemde. Hoewel hij door zijn klasgenoten vaak ‘voor ’t zotje’ werd gehouden, had hij toch veel vrienden. Van leren kwam er echter niets terecht. 




In zijn jeugd verdiende hij als ‘waterdrager’ zijn eerste centjes. Tegen een kleine vergoeding haalde hij aan een openbare pomp drinkbaar water voor zijn opdrachtgevers. Later hielp hij zijn moeder in de winkel en met haar leurhandel met stenen pijpen. Zoals zijn broers Albert en Victor, die hun brood verdienden met het lossen van wit zand uit binnenschepen, begon Petrus Alexander in opdracht van Pol Steeman en voor een loon van 28 cent per dag uiteindelijk ook met wit zand te leuren. Dit wit zand was toen nog zeer populair in volkse herbergen en woonhuizen, waar men het uitstrooide in de buurt van de ingangsdeur of rond de kachel. Dagelijks trok hij er met een kruiwagen wit zand op uit als roepend ‘Raa, niks vandoen?’; Het duurde niet lang of hij werd een bekende verschijning in onze Denderstad. Na het overlijden (1882) van moeder Wanne ging hij met zijn zus ‘Netteke’ in een huisje op ’t Hofke van Cambier wonen. Toen de handel in wit zand uiteindelijk werd stopgezet, schakelde hij opnieuw over op het verrichten van boodschappen en het halen van water. 




In 1923 kreeg hij problemen met zijn rechtervoet, die door koud vuur bleek aangetast. Petrus Alexander werd naar het Stedelijk Gasthuis gebracht, waar hij op 12 januari 1924 onder de hevigste pijnen overleed. “Péike Rammekeszand, simpel van geest maar met een hart vol goedheid, met zijn karakteristieke ‘kop’, zijn eeuwige klak, zijn rode zakdoek, zijn geribde broek en jas, zijn houten blokken en zijn trouwe honde-ogen” maakte voortaan onafscheidelijk deel uit van de Dendermondse folklore. In 1961 werd hij door de organisatoren van de Sinksenbraderij in de vorm van een reus vereeuwigd.


 


 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten